Op een vroege donderdagochtend wordt er vanaf een beurtschip uit Amsterdam “Houd de dief!” geschreeuwd. Een man rent over de kade van Zwolle met een baal katoen op zijn schouder, die hij zojuist van boord heeft gestolen. Het is een wat gedrongen man, met een rond gezicht en een grote rode neus. Zijn kleding ziet eruit alsof hij zich in tijden niet heeft kunnen verkleden. Met een zware plof valt de man op de grond. Omstanders vloeren de man en de schipper rent als een dolle op hem af. Bruine ogen kijken de schipper angstig aan en schreeuwt: “Laat me gaan, laat me gaan!”. Een fluit signaal van de rijkswachter klinkt over de kade en al vlot staan er meer agenten om de man heen. De man wordt in de boeien geslagen, terwijl er inmiddels veel mensen op de kade zijn komen kijken naar het tafereel. De man kijkt omlaag als hij wordt meegetrokken door de agenten. “Ik had geen keus”, mompelt hij.
Het was niet de eerste keer dat Joannes Arkes, ook wel Jan Pas genoemd, in aanraking kwam met de politie. Ook de rechtszaal was voor hem geen onbekend terrein. Hij was voor meerdere diefstallen al eens bestraft. Maar dat dit de laatste keer was had Joannes op dat moment niet in de gaten.
Zijn vrouw, Maria Dopheide, was nog in Groningen en was alleen met de kinderen ten tijde dat Joannes regelmatig op pad was om weer aan nieuw katoen te komen. Joannes was namelijk wever en kan daar ter nauwe nood zijn brood mee verdienen. Wat Maria misschien niet wist, is dat hij niet altijd op een eerlijke manier aan het katoen kwam. Hij stal het van transport, maar mogelijk ook uit magazijnen van winkeliers. Hij besefte dat hij zijn gezin met 4 kinderen moest voeden. Ze zwierven van Leeuwarden naar Appingedam en terug naar Groningen. Maar echt een goed bestaan kon hij niet opbouwen, wat hem deed besluiten om uiteindelijk het dievenpad te volgen.
De beschuldiging luidde: “Dat de zich noemende Jan Harkes, bijgenaamd Jan Pas, wordt beschuldigd: Van het hebben gepleegd diefstal door middel van inwendige braak en zulks na alvorens wegens misdaad te zijn veroordeeld geweest”. De rechter wilde eens en voor altijd ervoor zorgen dat Joannes niet weer de fout in zou gaan. “Op een schavot met een strop om den hals aan de galg vastgemaakt, met leer te worden gegeeseld en dien na gebrandmerkt.” En zo geschiedde op de Grote Markt van Zwolle. Ook moest Joannes 10 jaar in een tuchthuis enige tucht en orde bijgebracht worden.
Het leven van Joannes was uiteindelijk sneller om dan hij zelf had kunnen vermoeden. Op 25 juli om zeven uur is hij dood gevonden in zijn cel in het Tuchthuis Vilvoorde. Het Tuchthuis stond ten tijde van de Republiek bekend als dé gevangenis van de Nederlanden. Maar waarschijnlijk werd er een onderscheid gemaakt tussen de katholieke zuiden en hervormde noorden. Dat Joannes katholiek gedoopt was, zal waarschijnlijk de keuze voor Vilvoorde de doorslag hebben gegeven.
Wat de doodsoorzaak was, is niet duidelijk, maar algemeen kun je aannemen dat het leven in de overbevolkte tuchthuizen zeer ongezond was. Zo ook in Vilvoorde moet het de leefomstandigheden slecht zijn geweest. Het was er koud en vochtig en men leefde dicht op elkaar. Dagelijks overleden er gevangenen aan de gevolgen van de slechte hygiëne of men stond elkaar het leven zuur. Het aantal gevangenen bleef maar groeien en om de stroom aan overledenen te kunnen verwerken had men even buiten de stadspoorten een eigen begraafplaats gecreëerd.
Maria kreeg pas op 10 oktober het bericht dat haar man was overleden. Haar moed moet in haar schoenen zijn gezakt. Ze realiseerde dat Joannes nooit meer terug zou komen en dat ze nu alleen op de kinderen moest zorgen. Ze had een baby van anderhalf jaar in haar armen en de oudste was nog te jong om voor het hele gezin voor voldoende inkomen te zorgen. Ze meldde zich aan de poorten van Veenhuizen, om daar tucht en orde, maar ook een onderdak en eten, te krijgen. Alhoewel ze 8 jaar later nog eens hertrouwde, is ze nooit uit de armoede gekomen. Ze heeft zelf tweede maal in Tuchthuis Veenhuizen gewoond waarbij de tweede keer al niet meer vrijwillig was. Haar tweede man stierf een jaar naar hun huwelijk in Veenhuizen.
Joannes Arkes is geboren in 1786 in Tubbergen, zoon van Bernardus Lambert (Berend) Arkes en Marie Lohuis. Joannes is overleden op 25-07-1821 in Vilvoorde, 34 of 35 jaar oud. Joannes trouwde, 19 of 20 jaar oud, op 07-09-1806 in Groningen met Johanna Maria Dopheide, 20 jaar oud, nadat zij op 30-08-1806 in Groningen in ondertrouw zijn gegaan. Johanna is geboren op 27-12-1785, dochter van
Hermannus Dopheide en Alida Meijer. Johanna is overleden op 12-11-1865 in Groningen, 79 jaar oud.
Leeftijd bij belangrijke gebeurtenissen:
1 of 2 Broer Fredericus geboren ?-05-1788
5 Broer Gerardus geboren ?-10-1791
20 Ondertrouw met Johanna Maria Dopheide 30-08-1806
20 Trouwde met Johanna Maria Dopheide 07-09-1806
21 of 22 Doop (RK) van dochter Johanna Maria te Leeuwarden 31-05-1808Getuige Maria Hoogman
25 Doop (RK) van zoon Hermannus te Tjamsweer 11-07-1811 Getuige Helena Scholtens
27 Doop van zoon Bernardus te Groningen 22-12-1813
28 of 29 Broer Fredericus trouwde met Anna Maria Heet (Heth) 07-02-1815
31 of 32 Broer Fredericus trouwde met Johanna Maria Mörsel 29-01-1818
33 of 34 Doop van zoon Theodorus Alberts te Groningen 28-03-1820
33 of 34 Arrestatie in Zwolle op een beurtschip uit Amsterdam 13-06-1820
34In staat van beschuldiging gesteld door Procureur Generaal te Den Haag 08-09-1820
34 Veroordeling door Gerecht van Assist te Zwolle 10-10-1820
34 Akte van Beschuldiging opgemaakt met daarbij verschuldigde kosten 27-10-1820
34Opsluiting in het tuchthuis te Vilvoorde 19-11-1820
Brigitte Raskin
Op gevangenisbezoek in Vilvoorde
Onroerend Erfgoed Vlaanderen
Copyright © All Rights Reserved | contact |