Veenbrand Zevenhuizen

Voorheen en Thans Zevenhuizen

De groote veenbrand

 

Het jaar 1834 staat men eene zwarte kool aangeteekend in de geschiedenis van Zevenhuizen. Het was in den voormiddag van Dinsdag den llden Juni. Geheel de arbeidende bevolking ten getale van een paar duizend man was druk in de weer. Hier was men aan het turfgraven, daar aan het afschepen, elders aan het veenbranden. Plotseling kwam er omstreeks den middag eene donderbui op, vergezeld van een hevigen wind zonder regen en in korten tijd verspreidde het vuur van de brandende perceelen zich en zette alles in vlam. Reeds om half drie hadden de vlammen, aangeblazen door een waren orkaan, zulk eene uitbreiding gekregen, dat aan blusschen niet meer te denken viel en ieder, met wat hij nog redden kon, zijn heil in de vlucht zocht. Want niet alleen het veen geraakte in brand; maar ook de reeds ter vervoer gereed staande turfhoopen, benevens alle huizen, struiken en boomen, die het brandende element op zijn weg ontmoette. Het moet een vreeselijk schouwspel geweest zijn die duizenden turfhoopen in eene vuurzee te zien verdwijnen, daartusschen de vluchtende arbeiders, hun gereedschap in den steek latende. Hier zag men een schip in vlammen opgaan, daar een ander met volle zeilen gelukkig het gevaar ontsnappen, hier vernielde het vurige element in een oogenblik eene rij turfpramen, ginds verdween in rook een groepje bij eenstaande woningen van nijvere veenarbeiders. Tegen den avond kwam de brandspuit van De Leek en weldra arriveerden nog vier uit Groningen maar ze konden tegen de vuurzee niets uitrichten. Zoo bracht men een treurigen nacht door steeds strijdende tegen den laaien gloed. Den volgenden morgen was de brand genaderd tot de Kromme Kolk, altijd nog aangeblazen door een stevigen Zuid- wester. Reeds begon men te vreezen voor de dorpen De Leek en Tolbert en menigeen pakte zijne kostbaarste zaken bijeen. De hitte was vreeselijk en het water dientengevolge zoo warm, dat de visschen dood op de oppervlakte dreven. Omstreeks den middag geraakte de Bovenste watermolen in brand. Maar de vlammen werden gelukkig gebluscht door een aantal meisjes van De Leek, die te Zevenhuizen gekomen waren om eens naar den veenbrand te zien. Het behoud van dezen molen was van het hoogste belang. Was hij opgebrand, dan zou Zevenhuizen den geheelen zomer van water verstoken zijn geweest, aangezien de veenkanalen toen nog niet, zooals thans, in staat waren zich zelf te voeden. De meisjeg verrichten derhalve een waar heldenfeit. Tusschen 4 en 5 uur ging de wind liggen en begon het te regenen; zoodat men tegen den avond het vuur bijna overal meester werd. Op vele plaatsen echter smeulde het nog dagen aaneen voort en brandde diepe gaten in den lossen veenbodem. De Drentsche kant van Zevenhuizen bleef gelukkig gespaardl. De schade was verschrikkelijk. Aan turf alleen was er voor ongeveer een ton gouds opgebrand. Alle veengereedschappen tot kruiwagens, planken en pramen toe, waren door het vuur vernield, benevens 72 woningen met al het huisraad, 5 schepen2 en eene menigte te veld staande vruchten. Het mag wel een wonder heeten, dat slechts een persoon bij dit alles het leven verloor. Het was een schipper, die in een stuk rogge vluchtte; maar daar door't vuur werd achterhaald en verbrandde. Vele personen overviel de brand zoo plotseling, dat zij hem niet ontvluchten konden; maar in greppels wegkruipende, het vuur letterlijk over zich heen moesten laten gaan. Verscheidene van deze personen waren met zware brandwonden bedekt. Heel ouden van dagen spreken nog altijd met schrik en ontzetting van het jaar van den veenbrand, zij weten u wonderen van moed en zelfopoffering mede te deelen en wij gelooven hen gaarne; want het moet inderdaad geweest zijn, of de elementen gezworen hadden Zevenhuizen van den aardbodem te zullen verdelgen. Twee duizend arbeiders waren zonder werk, de meesten van hen zonder woning, zonder voedsel of kleeding, bij-na allen hadden hunne gereedschappen verloren! Maar er kwam spoedig hulp opdagen. Reeds hadden bij het blusschen van den brand bijna alle mannen van De Leek en Tolbert hulp en bijstand verleend en wij hebben gezien zelfs de vrouwen. Thans voorzagen ook de ingezetenen van beide dorpen in de eerste be-hoeften. Maar zij konden niet alles en dat was ook niet te eischen.

 

1 Het vuur werd gedeeltelijk gekeerd voor de Oost-Indische wijk; toen het stil begon te worden.

2 In de 'wijk' voor de woning van Mart. Conraads in Oude-Wijk moet nog het vlak liggen van een der verbrande schepen.

 

 

 

 

 

Volledige uitgave van Voorheen en Thans Zevenhuizen.

 

De grote veenbrand heeft op 11 juni 1833 plaatsgevonden. Het jaar 1834 is daarom geen correcte weergave in de publicatie.

 

De Provincale Staten bericht het volgende.

Copyright © All Rights Reserved | contact |